Verdachte heeft samen met anderen verschillende geldbedragen, via tussenpersonen, doen toekomen aan zijn naar Syrië uitgereisde dochter.
Hof spreekt verdachte vrij van verdenking van het financieren van terrorisme (feit 1, artikel 421 Sr) omdat het bewijs ontbreekt dat de verdachte opzet had op het financieren van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 421 Sr.
Verder spreekt het hof de verdachte vrij van het opzettelijk overtreden van artikel 2 van de Sanctiewet omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het opzettelijk financieren van een terroristische organisatie (feit 2) of één specifieke jihadstrijder (feit 3).
Verdachte wordt voor de feiten 2 en 3 in de overtredingsvariant veroordeeld tot voorwaardelijke hechtenis.