“Is het afreizen naar Syrië strafbaar? Voor het eerst in onze en de Europese rechtsgeschiedenis moet u daar een oordeel over vellen.”
De officier van justitie die gisteren voor de rechtbank in Rotterdam op het punt staat haar betoog te houden in het proces tegen de vermeende jihad-ganger Mohammed G. (24) lijkt vooraf vooral het principiële belang van deze rechtszaak te willen benadrukken.Want van een hoge strafeis tegen de in Maastricht opgegroeide Irakees zal het niet komen, zo wordt halverwege de zaak al duidelijk.
Mohammed G. met rechts naast hem zijn advocaten Serge Weening en Lodewijk Rinsma, uiterst links de officier van justitie.
G. is door zowel een psychiater als een psycholoog al eerder volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard. De man lijdt aan hallucinaties, heeft een chronische psychotische aandoening en zegt voortdurend de stem van ‘een oude krijger’ te horen. Het was die krijger in zijn hoofd die ‘Mo’ naar eigen zeggen dwong om zich in de gewapende strijd in Syrië te mengen. De deskundigen twijfelen niet aan die lezing.
“Mijn cliënt Mo is het lijdend voorwerp in een spektakelverhaal over terrorisme.” – Serge Weening
En hoewel het Openbaar Ministerie (OM) daar wel zijn vraagtekens bij zet, kan het niet anders dan de conclusie over de psychische gesteldheid van deze vermeende jihadist over te nemen. Vandaar dat de officier van justitie de rechter gisteren vroeg om Mohammed G. geen straf op te leggen, maar op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Is de zaak, die vooraf toch als eerste testcase voor het relatief nieuwe antiterreurwetsartikel 134a werd gezien, daarmee afgedaan? Geenszins. Waar in Nederland tot nu toe alleen terrorismeverdachten zijn aangeklaagd die concrete aanslagplannen hadden of echt de daad bij het woord voegden, geldt voor deze geradicaliseerde moslim dat hij de eerste is die vervolgd wordt voor voorbereidingshandelingen. De rechtbank in Rotterdam moet nog steeds beslissen of Mo zich strafbaar heeft gedragen door openlijk met andere geradicaliseerde jongeren via internet te chatten over het afreizen naar Syrië, zijn sympathie te uiten voor jihadistische groeperingen, geld in te zamelen, een ticket te boeken naar de Turks-Syrische grens, een afscheidsbrief te schrijven, survivalspullen en opruiende geschriften in te pakken en de huur van zijn appartement al op te zeggen. Al die dingen deed hij, zo ontdekte justitie halverwege vorig jaar. Het leidde in november 2012 uiteindelijk tot de aanhouding van zowel Mo als twee andere Syrië gangers. Die laatste twee zijn voorlopig echter weer vrijgelaten. Volgens G.’s advocaat Serge Weening is zijn cliënt ‘lijdend voorwerp in een spektakelverhaal over terrorisme’. Nuchter beschouwd ligt er volgens hem helemaal niets concreets op tafel. „Dat hij naar Syrië wilde reizen was misschien wel zo, maar uit niets blijkt waarom precies. Hij wilde daar gewoon helpen. Niets toont aan dat hij zich daadwerkelijk bij een terroristische groepering kon of ging aansluiten.
Bovendien is het volgens internationaal humanitair krijgsrecht niet verboden om je als Nederlander aan te sluiten bij een verzetsgroep die betrokken is bij een intern gewapend conflict in een ander land”, zo claimt de advocaat van de verdachte, die inmiddels geen lange baard meer heeft en gisteren met gebogen hoofd aanhoorde wat het OM hem, ondanks zijn ontoerekeningsvatbaarheid, ten laste legde. Justitie houdt voet bij stuk dat de man van plan was om in Syrië bloed te vergieten. Dat hij daar door zijn arrestatie niet aan toe is gekomen, maakt de zaak nu eenmaal lastig. Toch lijkt het OM moeite te hebben met het bewijzen van de terreurverdenking. Zo voegde justitie voor de zekerheid er ook maar aan toe dat de 24-jarige niet alleen voorbereidingen voor terreur heeft getroffen, maar ook van plan zou zijn geweest om substantieel geweld te willen plegen, gericht tegen ‘een bevriend staatshoofd’. Technisch gezien, zo redeneert het OM, is Nederland namelijk niet in oorlog met de Syrische president Bashar al-Assad.
Over twee weken doet de rechter uitspraak.